Aardbeibladaaltje

Aphelenchoides fragariae

Herkenning. Planten gegroeid uit aangetaste bollen blijven achter in groei. Zij bloeien meestal niet en hebben misvormde loofbladeren. Vooral de topblaadjes kunnen misvormd en verdikt zijn. Deze staan vaak onregelmatig of dicht bijeen op de stengel ingeplant. De symptomen lijken enigszins op die welke ontstaan door een beschadiging van de spruit door nachtvorst of door te warme omstandigheden tijdens de bewaring van de bollen. Onder vochtige omstandigheden kunnen normaal uitgegroeide bladeren van gezonde planten vanuit zieke planten in de omgeving worden aangetast. Bij fijnnervige lelies ontstaat dan een egale, bronsgroene tot bruine verkleuring van het blad dat vervolgens voortijdig afsterft en afvalt. Lelies met dikke bladnerven vertonen een enigszins ander beeld. Er kunnen gele en later bruine sectoren in het blad ontstaan of het blad verkleurt eerst aan één kant en pas daarna helemaal. Ook kan soms een afwijkend symptoom voorkomen in de vorm van witte spikkels op omkrullende bladeren. Bij bladeren van gezonde planten die door omstanders worden geïnfecteerd, ontstaan de symptomen het eerst in de bladoksels of bij afhangend blad aan de bladtop. Ook de zaaddozen kunnen worden aangetast en zelfs het zaad, dat dan een donkere kleur krijgt. Karakteristiek voor een aantasting door bladaaltjes is dat bij de eenjarige teelt de zieke planten die gegroeid zijn uit aangetaste bollen meestal verspreid voorkomen en dat de ziekte zich later pleksgewijs in het gewas uitbreidt. 

Levenswijze. Zowel het aardbeienbladaaltje als het chrysantenbladaaltje kan lelie aantasten. Het aardbeienbladaaltje komt bij lelies het meest voor. Bladaaltjes zijn voor hun ontwikkeling afhankelijk van temperatuur en vochtigheid. Ze zijn gevoelig voor matig hoge temperaturen: in leliebollen worden bladaaltjes al gedood door een warmwaterbehandeling van 2 uur 39°C. In de grond kunnen bladaaltjes niet langer dan enkele weken in leven blijven. Overdracht naar een volgend seizoen gebeurt door besmette oksel-, stengel- en hoofdbollen en ook met zaad. Bij planten die uit aangetaste bollen zijn gegroeid (primair aangetaste planten) komen de in het bladweefsel aanwezige aaltjes onder vochtige weersomstandigheden via de huidmondjes naar buiten. Zij worden dan gemakkelijk door opspattend water of wind verspreid, waardoor de aantasting zich in een langdurig nat gewas explosief kan uitbreiden. In de kas en bij droog weer ook buiten vindt bijna geen uitbreiding plaats. Besmetting kan ook plaatsvinden vanuit andere cultuurgewassen of vanuit onkruiden. Van het aardbeienbladaaltje zijn meer dan 600 waardplanten bekend, waaronder enkele algemeen voorkomende onkruiden, zoals herderstasje, muur en klein kruiskruid. Bij de laatste komen de aaltjes zelfs in het zaadpluis voor. Het chrysantenbladaaltje kan ook dahlia, nerine, Colchicum, Eremurus, Fritillaria en verscheidene vaste planten zoals pioenen aantasten. Alle in Nederland geteelde lelies zijn vatbaar voor een aantasting door bladaaltjes. 

Maatregelen: afwijkende planten vroegtijdig verwijderen; goede onkruidbestrijding toepassen, omdat veel onkruiden waardplant zijn voor bladaaltjes; leliezaad uit voorzorg steeds een warmwaterbehandeling geven; eerst 12 uur voorweken en dan gedurende 3 uur behandelen in warm water bij 45°C; plantgoed een warmwaterbehandeling geven van 2 uur bij 41°C of, indien de cultivar deze behandeling niet verdraagt, 2 uur bij 39°C; bollen bestemd voor het schubben een warmwaterbehandeling geven van 2 uur bij 39°C; gezonde en 'gekookte' partijen niet naast besmette (bijvoorbeeld 2-jarige) partijen telen; besmette ingevroren bollen (Orientals en Longiflorums) bestemd voor bloemproductie, vlak voor het planten een warmwaterbehandeling geven van 2 uur bij 39°C.