Destructoraaltje

Ditylenchus destructor

HerkenningDe verschijnselen van een aantasting door destructor-aaltjes zijn vooral ondergronds zichtbaar. Knollen worden via natuurlijke openingen zoals lenticellen en ogen geïnfecteerd. In eerste instantie is een oppervlakkig rot zichtbaar, dat lijkt op een phytophthora-aantasting. In een volgend stadium ontstaan op de knol scheuren en barsten in de vorm van een ster. In het aangetaste weefsel zijn witte stipjes te zien waarin het aaltje in grote aantallen overleeft

Levenswijze. Het destructor aaltje komt van oorsprong voor in het veenkoloniale akkerbouw gebied. Het aaltje heeft een uitgebreide waardplantenreeks van een en twee  zaadlobbige planten, zoals aardappel, gladiool, dahlia, lis, klaversoorten en veel onkruiden zoals hoefblad, kweek, akkerdistel, akkermelkdistel en zuring. Bij afwezigheid van waardplanten overleeft het aaltje op bodemschimmels zoals Fusarium oxysporum, Fusarium solani, Botrytis, Alternaria solani en Phoma. Het aaltje vormt meerdere generaties per groeiseizoen en is het meest actief bij gematigde bodemtemperaturen. Schadelijk optreden van dit aaltje in akkerbouwgewassen is in Nederland alleen bekend bij aardappel die ook een goede waardplant voor dit aaltje is. Deze ziekte is bij aardappelen de laatste tientallen jaren niet meer waargenomen. De reden hiervoor is niet bekend, maar vermoed wordt dat drogere bewaaromstandigheden en een betere onkruidbestrijding hierbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Omdat dit aaltje zich op onkruiden zeer sterk kan vermeerderen, lijkt blijvende aandacht voor een effectieve onkruidbestrijding een eerste vereiste. Indien zich toch problemen voordoen, verdient het aanbeveling om van gezond pootgoed uit te gaan.

Maatregelen. Gezond uitgangsmateriaal gebruiken; Onkruidbestrijding.