Kersenvlieg

Rhagoletis cerasi

Herkenning. De kersenvlieg vormt in bepaalde gedeelten van Europa een probleem, vooral in Midden en Zuid-Duitsland en in België. In Nederland heeft vooral Zuid-Limburg er mee te maken, maar de laatste jaren wordt hier en daar ook aantasting in de noordelijker provincies gevonden. De kersenvlieg legt in mei/juni haar eieren in kersen die van groen naar geel kleuren. In de kersen ontwikkelt zich een made, waardoor de kersen ongeschikt zijn voor de verkoop. Incidenteel kan de kersenvlieg grote schade aanrichten. De volwassen kersenvlieg is ongeveer 4 mm lang, heeft een puntig achterlijf met een legbuis. Ze heeft een geel driehoekje op de rug en lichtgele banden dwars over de vleugels. De maden zijn 4 mm lang en wit van kleur. De pop, die zich in de grond ontwikkelt, is strogeel van kleur.

Levenswijze. De kersenvlieg overwintert als pop in de grond. In mei/juni kruipen de volwassen vliegen uit de grond en zetten hun eieren af in onrijpe kersen bij een minimumtemperatuur van 16 °C. De witte made verlaat in de zomer de vrucht en laat zich op de grond vallen om te verpoppen. Een deel van de poppen kan meer dan één winter overwinteren.

Maatregelen. Voor een optimale bestrijding kan gebruik gemaakt worden van gele vangplaten, waardoor het verschijnen van de kersenvlieg gevolgd kan worden. Na het verschijnen van de eerste vliegen en voordat de eieren worden afgezet kan een bestrijding uitgevoerd worden op de vliegen met een insecticide.