Ringvlekkenziekte

Mycosphaerella brassicicola

Herkenning. De aantasting begint op de oudere bladeren, want de schimmel kan alleen nagenoeg volgroeide bladeren infecteren. Eerst verschijnen er donkergekleurde stippen, die zich gestaag vergroten tot cirkelvormige grijsbruine vlekken, waarin zich zwarte vruchtlichamen (zichtbaar als puntjes), gegroepeerd in concentrische ringen (met hetzelfde middelpunt), vormen. De vlekken kunnen niet `over' bladnerven heen en kunnen dus ook hoekig van vorm zijn. Zwaar besmette bladeren vergelen en vallen vroegtijdig af. Op de gele afgevallen bladeren worden in de vlekken, in vruchtlichamen, sporen gevormd, die in staat zijn gezonde bladeren aan te tasten.

Levenswijze. Bij een relatieve luchtvochtigheid (RV) van 90-100% en een temperatuur van 0-26°C worden de ascosporen van de Mycosphaerella-schimmel uitgestoten en komen deze via de wind en opspattend water op de plant terecht. De ascosporen (zakjessporen) kiemen het snelst bij een temperatuur van 15-21°C en een RV van 90-100% (24 uur) en kunnen via de huidmondjes de waardplant infecteren. Voor de kieming van de sporen en het binnendringen in de plant is ongeveer vier tot zes dagen nodig met weersomstandigheden zoals hierboven vermeld. Er ontwikkelt zich tussen en in de waardplantcellen een mycelium, dat na twee tot drie weken vlekken op het blad tot gevolg heeft. Deze bladvlekken worden gevormd bij temperaturen van 0-28°C, vooropgesteld dat de RV 90-100% bedraagt. De ontwikkeling van de ziekte verloopt het snelst bij een temperatuur tussen 16-20°C en een hoge RV. Deze ziekte tast alleen Brassica-soorten aan. De schimmel blijft over op besmette gewasresten in en op de grond. Het is dus noodzaak om geïnfecteerde gewasresten van het veld te verwijderen en te vernietigen. Eventueel kan diep onderploegen van de oogstresten een goede maatregel zijn. Omdat de schimmel een incubatietijd (tijd tussen infectie en zichtbaar worden van de vlekken) van twee tot drie weken heeft, worden de vlekken meestal plotseling massaal zichtbaar. Omdat de bladvlekken veroorzaakt door Alternaria en Mycosphaerella niet altijd even gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn, worden in de onderstaande tabel enige verschilpunten tussen de bladvlekken vermeld. Deze in de tabel genoemde kenmerken zijn zeer goed zichtbaar met een loep (vergroting circa 10 maal). Verschillen tussen Alternaria en Mycosphaerella bladvlekken:

Alternaria

  • meestal omringd door brede helgele zone
  • vlekken donker- tot lichtbruin
  • duidelijke 'ringen' in de vlekken zichtbaar
  • bruine sporen (als sprietjes) zichtbaar op de vlekken
  • nooit vruchtlichamen zichtbaar (worden niet gevormd)
  • Alternaria gaat over de hoofdnerven heen 

Mycosphaerella

  • meestal omringd door smalle bleekgele zone
  • vlekken meer grijsbruin
  • meestal geen ringen in de vlekken zichtbaar
  • nooit bruine sporen zichtbaar (worden niet gevormd)
  • vruchtlichamen (als zwarte stipjes) zichtbaar in de vlek
  • Mycosphaerella gaat niet over de hoofdnerven heen.De verschillen 1,2 en 3 zijn niet altijd specifiek. Soms is de kleur van een Mycosphaerella-vlek ook donkerbruin, of is er een duidelijke gele zone zichtbaar, terwijl Alternaria-vlekken ook wel eens geen gele zone vertonen. Worden echter de verschillen 4 en 5 aangetroffen dan bestaat er geen twijfel meer over de ziekteverwekker, want deze kenmerken zijn specifiek voor de desbetreffende schimmel.

Maatregelen. Ziektedruk in de omgeving van koolpercelen zo laag mogelijk houden. Voor infectie zijn sporen uit besmette planten nodig. Winterbloemkool vormt vaak een infectie voor nieuwe gewassen in het voorjaar. Teelt van winterbloemkool vermijden of afgeoogste percelen zo snel mogelijk onderwerken. Andersom ook afgeoogste percelen kool in de herfst zo snel mogelijk onderwerken om infectie van winterbloemkool tegen te gaan. Er zijn duidelijke rasverschillen. Een directe bestrijding van deze ziekte is op het ogenblik mogelijk met verschillende middelen. Gangbare gewasbeschermingsmiddelen zijn te vinden in de Gewasbeschermingsgids, bestrijdingsmiddelendatabank. Het beste toepassingstijdstip is na een vochtige periode van drie tot vier dagen (of voor sluitkool twee tot drie dagen), als de schimmel in staat is het gewas te infecteren. De relatieve luchtvochtigheid moet dan op drie van vier opéénvolgende dagen (of voor sluitkool twee van de drie dagen) gedurende minimaal 18 uur hoger dan 90% zijn geweest.

Gewasbeschermingsmiddelen