Tarwestengelgalmug

Haplodiplosis equestris

Herkenning. Aantasting van de tarwestengelgalmug is te herkennen aan de zadelvormige ribbels, die op aangetaste stengels ontstaan. Deze ribbels zijn de gallen van de galmug. Aangetaste gewassen geven minder opbrengst.

Levenswijze. De galmug legt haar eitjes aan de boven en onderkant van de bladeren van vooral zomertarwe. Ook wintertarwe en zomergerst kunnen worden aangetast. De larven, die na zeven tot veertien dagen uit de eitjes komen, zijn eerst wit maar verkleuren later naar oranje rood. De larven kruipen vanaf het blad naar de stengel en tasten onder de bladschede de plant aan. Hier worden de gallen gevormd, die als ribbels aan de buitenkant van de bladschede zichtbaar zijn. Uitgegroeide larven verlaten de plant en kruipen in de grond. De larven kunnen gedurende lange tijd in de grond overblijven. In het voorjaar daarop verpopt een deel van de larven, in mei-juni komen de poppen uit en vliegen de galmuggen naar het graangewas op het perceel en zetten eitjes af. Een deel van de larven kan tot vijf jaar in de grond achterblijven alvorens te verpoppen. Hierdoor kunnen op een besmet perceel wel tot vijf jaar tarwestengelgalmuggen verschijnen. Aangezien de infectie meest plaatsvindt op het perceel waar de galmuggen te voorschijn komen, is de aantasting min of meer een grondgebonden ziekte, die vooral voor komt in streken met een intensieve graanteelt.

Maatregelen. Ruime vruchtwisseling toepassen. Ter bestrijding van de tarwestengelgalmug zijn geen middelen toegelaten.