Aardvlo

Phyllotreta nemorum

Herkenning. Aardvlooien behoren tot de familie van de bladhaantjes. Een aardvlo is geen vlo maar een 2 tot 3,5 millimeter lang, klein kevertje. Hun naam hebben ze te danken aan het feit dat ze grote sprongen kunnen maken doordat het bovenste deel van hun achterste poten sterk gespierd en verdikt is. De larven zijn wit van kleur, 5-6 mm lang en smal. Veel soorten hebben een glanzende staalblauwe kleur of zijn zwart met gele strepen (Phyllotreta nemorum). Eieren worden gelegd aan de onderzijde van de bladeren. De eerste schade van aardvlooien wordt meestal begin april geconstateerd. De larven mineren (vreten gangetjes) en gaatjes in de bladeren. Vooral de jonge blaadjes worden aangetast. De gaatjes zijn te onderscheiden van rupsenvraat, omdat ze vaak mooi rond of ovaal van vorm zijn. Ernstige aantastingen ontstaan in de periode mei, juni en juli. Onder kas omstandigheden geeft een tweede generatie in het najaar weer schade aan de gewassen. Aardvlooien hebben een hekel aan vocht, de aantasting treedt vooral op onder droge omstandigheden.

Levenswijze. In het voorjaar en het begin van de zomer worden de eieren gelegd. De larven kruipen wanneer ze groot genoeg zijn in de grond om te verpoppen. In buitenteelten is er één generatie per jaar. In kassen kunnen meerdere generaties voorkomen. De kever overwintert in volwassen vorm in de grond. Als de luchttemperatuur 18 °C is, komen de volwassen aardvlooien te voorschijn.

Maatregelen. Regelmatig regenen, vermindert de schade. Aardvlooien ontwikkelen zich sterk onder droge omstandigheden. Stomen van de grond (grondontsmetting) reduceert het aantal aardvlooien.