Gewone oorwormen

Forficula auricularia

Herkenning. De gewone oorworm (Forficula auricularia) is de in ons land meest voorkomende van de vijf inheemse soorten. Het diertje is bruin van kleur en wordt 16-20 mm lang. Het lange achterlijf wordt bedekt met korte dekschildjes, waaronder kunstig gevouwen vleugels zijn opgeborgen. Oorwormen kunnen daarmee goed vliegen. De tangen aan het achterlijf van het mannetje zijn ongevaarlijk en worden vooral gebruikt om na het vliegen de vleugels op te vouwen.

Levenswijze. Oorwormen zijn alleseter die soms ook schadelijk kunnen zijn voor planten. Zij kunnen bijvoorbeeld bloemknoppen of fruit aanvreten. Maar oorwormen kunnen ook in korte tijd grote bladluiskolonies opruimen. Ook eet de oorworm graag de eitjes van spinselmotten en andere vlinders en meeldauw. Ze zijn vooral in de schemering en 's nachts actief. Tegen de ochtend zoeken ze donkere en nauwe schuilplaatsen op. Oorwormen worden nog wel eens als 'vies' of eng beschouwd vanwege het platte lichaam en het feit dat ze overal tussen kruipen, net als kakkerlakken. Ook worden ze wel eens knijptangen genoemd. Vleugels zijn niet te zien, maar deze zijn wel aanwezig onder de kleine voorvleugels. De oorworm kan er zelfs goed mee vliegen al gebeurt dat zelden. In de herfst of het voorjaar legt het vrouwtje ongeveer honderd eitjes in een door haar zelf gegraven holletje in de grond. Ze bewaakt en verzorgt de eieren en jongen nog enige tijd, anders zouden ze verloren gaan. Oorwormen kennen een onvolledige gedaanteverwisseling en de nimfen lijken al op de volwassen dieren.

Toepassing. Oorwormen zijn tijdens hun voortplantingsperiode (holletjes met eieren en jongen in de winter en het voorjaar) kwetsbaar voor bodembewerkingen. Stroken (grasbanen, akkerranden) die onbewerkt blijven helpen om de populaties oorwormen te behouden. Hagen, houtwallen en bosjes bieden veel schuilplaatsen voor oorwormen om weg te kruipen. In (volks)tuinen worden wel kastjes of bloempotten gevuld met stro aangeboden als schuilplaats voor oorwormen. In boomgaarden zijn proeven gedaan om halfopen zakjes met stro als schuilplaatsen uit te hangen in de vruchtbomen.