Kooluil

Mamestra brassicae

Herkenning. De kooluil behoort tot de familie van de Noctuidae of nachtuiltjes. Hij veroorzaakt schade in groentegewassen en in mindere mate ook in chrysant en anjer. De vleugels hebben een spanwijdte van 40 - 50 mm en zijn grijsbruin tot zwart van kleur. Op de vleugel zit een vage ronde vlek en een niervormige vlek met een brokkelige witte omlijning. Kop en borststuk zijn grijsbruin met schorsachtige tekening. De motten vliegen alleen in de ochtend- en avondschemering. Overdag houden ze zich schuil in het gewas. De eieren worden in groepjes van 20 tot 30 (oplopend tot 100) in een enkelvoudige laag, maar ook wel apart. Eerst zijn ze doorschijnend, later worden ze bruinzwart. Ze zijn geribbeld. In eerste instantie blijven de jonge rupsen bij elkaar en vreten aan de rand van de bladeren waarop ze uit het ei zijn gekomen. Na de tweede vervelling verspreiden ze zich over de hele plant en het hele gewas. Een volgroeide rups kan 40 tot 50 mm lang worden. De rupsen van de kooluil vreten voornamelijk in de kop van de planten aan de jongste bladeren. De zeer jonge rupsjes veroorzaken venstervraat, doordat ze het bovenlaagje van het blad laten zitten. Later vreten ze volledige gaten in de bladeren en stengels. Door de uitwerpselen kan het gewas ernstig worden vervuild.

Levenswijze. De levenscyclus van de kooluil heeft de volgende stadia: ei, 6 larvenstadia (rupsen), pop en volwassen motje/uiltje. De populatie bestaat uit mannetjes en vrouwtjes. Vijf dagen nadat ze uit de pop zijn gekomen en hebben gepaard leggen de vrouwtjes de eerste eieren. Gedurende hun hele leven kunnen ze 400 tot 1000 eieren afzetten. De eieren komen bij 20º C na ongeveer een week uit. De rupsen vervellen zesmaal. Na 30 dagen begint de verpopping Het popstadium duurt 3 weken. In kassen kunnen zich meerdere generaties per jaar ontwikkelen. Buiten de kas zijn er slechts twee generaties per jaar. De tweede generatie in de zomer (vanaf half juli) kan zeer omvangrijk zijn. Overwintering gebeurt meestal als pop in de grond.

Maatregelen. Bedrijfshygiëne bij een teeltwisseling is van groot belang. Met behulp van vanglampen (lichtval) en feromoonvallen kan de aanwezigheid van motten in een kas snel worden vastgesteld. Insectengaas in de luchtramen is zeer effectief. In de zomer kunnen geen motten van buiten de kas binnenkomen. Stomen van de grond doodt de daar aanwezige poppen. De kooluil kan zowel chemisch als biologisch worden bestreden. Biologische bestrijders zijn sluipwespen en roofwantsen.

Gewasbeschermingsmiddelen