Koolvlieg

Delia radicum

Herkenning. De koolvlieg lijkt op de huisvlieg, maar is slechts half zo groot. Hij kan vooral in het voorjaar ernstige schade geven in de teelt van paksoi. Jonge plantjes die worden aangevreten bij de plantvoet gaan slap en sterven uiteindelijk af. Aantasting van oudere planten vindt plaats aan de wortels en geeft groeiachterstand. Onder goede groeiomstandigheden en bij een lichte aantasting kunnen planten herstellen doordat ze nieuwe wortels maken. De schade wordt veroorzaakt door maden die zich voeden met het ondergrondse stengeldeel van de plant. Het aantastingbeeld varieert van een lichte verkleuring van de bladeren, tot een totale verwelking en omvallen van de planten. Deze verschijnselen treden vooral op in droge perioden en op gronden die snel uitdrogen. Bij voldoende regen herstellen de planten zich vaak omdat ze dan nieuwe wortels kunnen vormen. De koolvlieg is 4-7 mm lang en licht tot donkergrijs van kleur. De eieren zijn ongeveer 1 mm lang en wit tot roomachtig. De larven (maden) zijn in volgroeide toestand 7-10 mm lang en zien er glimmend wit uit. De meeste schade ontstaat bij spruitkoolrassen die losse, minder compacte, spruiten produceren en die vroeg oogstbaar zijn (augustus/september). Bij een zacht en vooral nat najaar kan echter zelfs in december nog schade optreden. Voor de bestrijding van de koolvlieg in het voorjaar is het gebruik van gecoat zaaizaad de meest milieuvriendelijke methode. De koolvlieg wordt eind april, begin mei actief. Met eilegvallen of feromoonvallen kan gesignaleerd worden of de koolvlieg al of nog actief is.

Levenswijze. In het veld kent de koolvlieg over het algemeen drie generaties van begin april tot begin oktober. De eerste generatie verschijnt de eerste weken van mei. De populatie bestaat uit mannetjes en vrouwtjes. Koolvliegen overwinteren als pop in de bodem. Bij voldoende temperatuur kruipen de vliegen uit de bodem en gaan massaal op zoek naar koolachtige planten om, na de paring, eieren te gaan leggen. De eieren worden in de grond nabij de plantvoet gelegd in pakketten van 2-30 stuks. De duur van het eistadium varieert in het veld van drie tot acht dagen. De duur van het larvenstadium loopt uiteen van 15 tot 37 dagen. Gewoonlijk begint de eerste vlucht van de koolvlieg in de tweede helft van april. De eiafzetting begint circa vier dagen na het begin van de verschijning en gaat drie tot vijf weken door. De meeste larven worden vaak in de eerste drie weken van mei aangetroffen. De schade wordt dan ook van half mei tot half juni geconstateerd. De tweede vlucht begint reeds in juni en gaat door tot juli. De legperiode is langer dan bij de eerste vlucht, maar er worden minder eieren afgezet. De aantasting die hieruit aan de plantvoet ontstaat, is opvallend gering. Dit is het gevolg van de aanwezigheid van natuurlijke vijanden en de groeikracht van het gewas. In augustus verschijnt de derde vlucht, die meestal niet scherp van de tweede is gescheiden. De eiafzetting door deze vlucht aan de voet van de plant is in de regel onbelangrijk. De vliegen van de tweede en derde generatie kunnen echter wel schade aan de spruiten veroorzaken. De wijfjes zetten hun eieren af onder het buitenste losse blad van de spruiten. De maden die uit de eieren komen, vreten zich in de spruitjes en veroorzaken wormstekigheid. Een volwassen vrouwtje leeft betrekkelijk kort, 12 tot 15 dagen. Ze legt in die tijd 100 tot 150 eieren. De koolvlieg blijft in actie tot begin oktober.

Maatregelen. Voor de bestrijding van de koolvlieg in het voorjaar is het gebruik van gecoat zaaizaad de meest milieuvriendelijke methode. Zaad van alle gangbare koolrassen worden met een coating door de zaadbedrijven geleverd. Een extra behandeling tegen vroege koolvlieg is vaak niet nodig. Gangbare gewasbeschermingsmiddelen zijn te vinden in de Gewasbeschermingsgids. Directe chemische bestrijding van de late koolvlieg ter voorkoming van aantasting van de spruitjes is vaak niet zinvol. Vooral vaak niet bij erg gladde rassen en rassen die na half december worden geoogst. Als er toch gespoten moet worden mag tot het 16de bladstadium Dimethoaat toegepast worden. Anders wordt aangeraden als er drie weken niet tegen luizen of rupsen gespoten is, een chemische behandeling uit te voeren. Gangbare gewasbeschermingsmiddelen zijn te vinden in de Gewasbeschermingsgids. Indien geen crucifeer (o.a. kool en bladrammenas) als voorvrucht is geteeld, kan eventueel bij sommige koolgewassen gebruik worden gemaakt van insectengaas (1,35 x 1,35 mm) of vliesdoek. Er mogen geen poppen van de koolvlieg in de grond aanwezig zijn. In Canada zijn goede ervaringen met bestrijding van koolvlieg door percelen te omheinen met fijnmazig teeltgaas (verticale barrière). De techniek zou werken bij percelen tot 2,5 hectare. Bij kasteelten kan insectengaas in de luchtramen invlieg van de koolvlieg voorkomen. Dit kan een aantasting sterk verminderen of helemaal uitsluiten. Voor signalering kan gebruik worden gemaakt van eilegvallen. Hiermee kan worden vastgesteld of eiafzetting door de vrouwtjes is begonnen. Zo kan het moment worden bepaald waarop de maden verschijnen en een bestrijding moet worden uitgevoerd. Eieren en poppen zijn vaak niet gevoelig voor bestrijdingsmiddelen. De vliegen zijn over het algemeen gevoelig voor bestrijdingsmiddelen. Stomen van de grond geeft bij kasteelten een goede bestrijding.



Gewasbeschermingsmiddelen