Bietenkever

Atomaria linearis

Herkenning. Het bietenkevertje komt vooral op zwaardere gronden voor. De kevertjes vreten boorgaatjes in de wortel van het kiemende en dus kwetsbare bietenplantje. Aangevreten plaatsen kunnen op de worteltjes als donkere vlekken zichtbaar worden. Een flinke aantasting veroorzaakt uitval van planten en een dunne stand van het gewas. De kevers zijn ongeveer 1 tot 1.5 mm groot en met het blote oog moeilijk waar te nemen.

Levenswijze. De kevertjes overwinteren op gewasresten, zoals bietenkoppen, in de grond. In het voorjaar gaan de kevertjes op zoek naar bietenpercelen. Kleine afstanden kunnen door de kevers lopend worden afgelegd. Meestal zijn de meest ernstige verschijnselen in de kantrijen van een perceel zichtbaar, omdat daar de lopende kevers het eerst arriveren. Percelen, die liggen naast de spinazie of bietenpercelen van het vorige jaar, worden het zwaarst aangetast. Bij hogere temperaturen ( >15 ° C ) in het voorjaar gaan de kevers vliegen en kunnen dan ook gemakkelijk op andere plaatsen in het perceel worden aangetroffen. Zowel bieten als spinazie zijn waardplant voor het kevertje.

Maatregelen. In het verleden was men aangewezen op bestrijding bij het waarnemen van schade. Tegenwoordig wordt het merendeel van het zaad, dat uitgezaaid wordt behandeld met imidacloprid (Gaucho). Dit middel is systemisch, wordt dus vervoerd in het gewas en bestrijdt tijdens en na de eerste weken van opkomst stekende, vretende en zuigende insecten.

Gewasbeschermingsmiddelen