Bladrollers

Clepsis spectrana, Cacoecimorpha pronubana

Herkenning. Bladrollers danken hun naam aan het feit dat de rupsen zich tussen bladeren inspinnen. De bladeren rollen daardoor op. De rupsen van zowel Koolbladroller als Anjerbladroller vreten aan bladeren, bloemknoppen, bloemstengels en bloemen. Ze kunnen zich ook in de plant boren door zich via een knop een weg te vreten in het groeipunt of op een willekeurige plaats een gat in een scheut te maken en deze verder uit te hollen. De scheut of het groeipunt verwelken hierdoor. (Bij paprika leven de jonge rupsen onder de kelkbladeren en knagen een gaatje (2 mm) naar binnen in de vruchten. Daarna doen ze zich te goed aan de witte zaadlijsten in de vrucht. De schade lijkt op het eerste gezicht vrijwel nihil, maar wanneer goed wordt gekeken en vruchten worden open gesneden zijn deze vaak rot van binnen en bevinden zich er rupsen en motten in.) Koolbladroller komt van nature voor in Nederland en heeft veel waardplanten. Schade in bedekte teelten komt vooral voor in gerbera, maar ook in roos, alstroemeria, azalea, cyclamen en kalanchoë. Ook in chrysant wordt de bladroller een steeds groter probleem. Rond midden jaren 80 van de vorige eeuw komen ook aantastingen van bladroller voor in paprika Anjerbladroller komt van nature voor in gebieden rond de Middellandse Zee en veroorzaakt veel schade aan anjergewassen. Deze bladroller heeft zich nu ook in Nederland gevestigd en heeft veel wilde en cultuurplanten als waardplant o.a. anjer en aardbei. De schade in paprika wordt hoogst waarschijnlijk veroorzaakt door de Anjerbladroller en niet de Koolbladroller.

Koolbladroller:

De vlinder (motje) heeft vleugels met een spanwijdte van 16 - 22 mm. De motjes zijn okergeel van kleur en hebben op elke vleugel twee donkere vlekken. De eieren worden in groepen van 10 tot 90 eieren bij elkaar afgezet op de onderkant van de bladeren (soms op de stengel). Gemiddeld worden per vrouwtje 400 - 500 eieren afgezet. De rupsen kunnen tot 25 mm lang worden. Ze maken spinsels waarin ze zich verschuilen. De verpopping gebeurt ook in een spinsel. De pop is bruin en ongeveer 1 cm lang. De motjes kunnen goed vliegen en zich daardoor gemakkelijk in een kas verspreiden. Onder kasomstandigheden kunnen bladroller het hel jaar voorkomen met 8 - 12 elkaar overlappende generaties. Buiten komen slechts twee generaties voor. De rups overwintert buiten in een dicht spinsel op en beschutte plek op of in de buurt van een waardplant.

Anjerbladroller:

De mannetjes zijn goede vliegers en zijn overdag actief. De Koolbladroller is vooral `s avonds en `s nachts actief. De vrouwtjes kunnen zich slechts over kleine afstanden verplaatsen. De vlinder (motje) heeft vleugels met een spanwijdte van 15 - 25 mm en heeft een heldere oranje kleur. Het vrouwtje legt de eieren in groepen van 10 - 200 aan de bovenkant van de bladeren. De rupsen zijn olijf- tot geelgroen van kleur en kunnen 20 mm lang worden. Ook de Anjerbladroller overwintert als rups, maar kan slecht tegen lage temperaturen en overleeft een winter onder Nederlandse omstandigheden niet. In kassen kan de rups wel overleven. Vanaf april komen de eerste motjes in de kassen voor. Er volgen dan ongeveer 5 generaties. Bij een temperatuur van 30º C is de ontwikkelingsduur van ei tot volwassen bladroller slechts 35 dagen, bij 15º C is dat 135 dagen.

Maatregelen

  • Insectengaas in de luchtramen en een goede hygiëne zijn vrijwel de enige oplossingen voor dit probleem.
  • De rupsen zijn moeilijk te bestrijden, met zowel chemische middelen als met natuurlijke vijanden, door hun verborgen levenswijze.
  • Het biologisch middel Bacillus thuringiensis heeft een goed effect tegen rupsen. Probleem is alleen hoe het middel bij de rupsen te krijgen.
  • Gebruik van feromoonvallen is mogelijk, maar het effect is beperkt. Door invlieg van bevruchte motjes van buiten de kas blijft een infectie instant.
  • De motten zijn alleen te bestrijden met breedwerkende chemische middelen.

Gewasbeschermingsmiddelen